Hoe een apotheek transformeert tot een farmaceutische onderneming gespecialiseerd in o.a. infuus- en transfusietechnologie? En waarom deze specialist besluit om klinische voeding te gaan maken? Jelmer Dijkstra, General Manager bij Fresenius Kabi, vertelt over de aanpassing van het productportfolio, de bouw van de greenfield plant en over welke impact deze strategische keuze heeft voor zijn personeel. “Het is essentieel dat wij onze mensen meenemen en goed begeleiden. Uiteindelijk kan iedereen zich nieuwe technieken eigen maken. Daar ben ik van overtuigd.”
“Een fabriek van farma naar food ombouwen”
Wat is volgens jou de belangrijkste ontwikkeling in de foodindustrie?
“Die vraag kan ik alleen beantwoorden als ik het in de context zie van ons bedrijf: de fabriek waar ik verantwoordelijk voor ben, gaat wisselen van productportfolio. Van medical disposables stappen we over naar klinische voeding. Daarom bouwen we een nieuwe greenfield plant. We doen een grote investering in een nieuw vakgebied, al zien we ook grote overeenkomsten. Vanuit medical disposables zijn we bijvoorbeeld gewend om te gaan met strenge wet- en regelgeving. Nu we ons richten op klinische voeding zijn de normen anders, maar we blijven ervoor zorgen dat onze producten aan de hoogste eisen voldoen.
Wat me opvalt is dat in de voedingsindustrie veel wordt gekeken naar voedselveiligheid en gevaren van buitenaf. Vanuit farma wordt veel meer gekeken naar interne zekerstelling; je wilt te allen tijde voorkomen dat er bijvoorbeeld per ongeluk te veel werkzame stoffen in een product terecht komen. Mijn verwachting is dat beide branches bepaalde inzichten van elkaar overnemen. Op deze manier kun je blinde vlekken in je eigen productieproces voorkomen.”
Wat maakt dat Fresenius Kabi zich meer gaat toeleggen op food?
“Medical disposables maken is een arbeidsintensief proces. Ik vind het erg om te zeggen, maar West-Europa kan op kostenniveau niet meekomen met de rest van de wereld. Ook al zouden we alles compleet automatiseren, dan nog komen we niet ver genoeg. Maar de gezondheidszorg moet hier wel betaalbaar blijven. Daarom verplaatsen we een deel van het productieproces naar Midden-Amerika, omdat we daar te maken hebben met een gunstige kostenstructuur.
Klinische voeding daarentegen is veel meer proces georiënteerd en dus minder arbeidsintensief. De transportkosten spelen ook een belangrijke rol. Productiekosten van food zijn wereldwijd nagenoeg gelijk, maar qua transportkosten doet Europa het veel beter. De afstanden zijn immers veel kleiner.”
Van farma naar food: op welke wijze anticiperen jullie hierop en wat vraagt dat van jou?
“Ik hou op dit moment een paar ballen in de lucht. We zijn ons aan het voorbereiden op een organisatie in klinische voeding. Daarnaast blijven we medical disposables fabriceren. En ondertussen leveren we een grote bijdrage aan het investeringsproject. En ik probeer de verbinding tussen deze drie zaken tot stand te brengen en optimaal te benutten.
Het is essentieel dat we gekwalificeerd personeel aannemen met aantoonbare ervaring in food operations. Vanwege de nieuwbouw hebben we projectmanagers nodig die een bak aan ervaring meenemen. Deze projectmanagers zijn niet gebonden aan onze organisatie; straks gaan ze weer naar een ander project. De omschakeling vraagt vooral veel van onze eigen mensen. De vaste medewerkers kennen onze cultuur, maar moeten nieuwe dingen gaan leren. Dat is voor de een makkelijker dan voor de ander. Het is essentieel dat wij onze mensen meenemen en goed begeleiden. Uiteindelijk kan iedereen, ongeacht leeftijd, opleiding of achtergrond, zich nieuwe technieken eigen maken. Daar ben ik van overtuigd. Hele generaties hebben toch ook geleerd om een smartphone te gebruiken?”
Is dat niet naïef en wat rooskleurig?
“Nee, zeker niet. Ik geef je een voorbeeld. Een aantal jaren geleden hebben we spuitgieten, van oudsher een mannenberoep, geïnsourcet. We hebben vrouwelijk medewerkers gevraagd of ze mee wilden werken aan het bouwen van een nieuwe spuitgietafdeling en bereid waren om hiervoor een opleiding te volgen. Het is gelukt! Dat komt mede door de Drentse mentaliteit. ‘Kop d’r veur!’, zeggen we dan. Het was niet makkelijk en er zijn mensen afgevallen. Maar door gewoon te doen, learning by doing, krijg je het voor elkaar.
We hebben ons destijds afgevraagd of we niet beter nieuw personeel konden aannemen. We waren – en zijn nog steeds – van mening dat het lastig is om goed gekwalificeerde medewerkers, die perfect passen binnen onze organisatie, te vinden. Basiskennis is in te kopen en werkervaring is ook wat waard, maar uiteindelijk moeten mensen bedrijfsspecifieke ervaring bij ons op doen. Dat kan alleen door mee te draaien op de werkvloer. Op deze manier gaan wij straks ook personeel opleiden voor de nieuwe greenfield plant.”
Hoe kijk je naar de toekomst?
“De taakstelling is om de nieuwe fabriek efficiënt in de benen te krijgen. Daarna willen we groeien met behoud van kwaliteit. Het is mijn persoonlijke ambitie om een organisatie te bouwen die met de tijd meegaat. De wereld verandert, dus onze organisatie moet mee veranderen. Ik wil geen hekkensluiter zijn!”